u-
23 December 1911. 563
De heer VAN HULTEN wil nog eene korte toe
lichting tot zijn voorstel geven en wijst er dan op,
dat hij ruim twee maanden geleden een voorstel
heeft gedaan tot wijziging der bepalingen omtrent
minimum-loon en maximum-arbeidsduur. Dat voorstel
is verzonden naar burgemeester en wethouders om
prae-advies, doch de raad heeft er tot dusver niets
van gehoord. Nu kunnen burgemeester en wethou
ders wel zeggen, dat zij nog geen tijd hebben gehad,
om het voorstel te overwegen, doch hieruit blijkt,
dat zoo'n commissie beslist noodzakelijk is.
De voorzitter ontkent dit. Als eene zoodanige
commissie werd ingesteld, dan zou zij slechts den
gang der werkzaamheden vertragen. Burgemeester
en wethouders, die de verantwoordelijkheid dragen,
zouden toch geen enkel voorstel der commissie naar
den raad laten gaan, zonder daarover zelf hunne
meening te doen kennen.
De heer VAN HULTEN meent, dat de commissie
toch voorbereidend werk zou kunnen doen.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu
besloten overeenkomstig het voorstel des
voorzitters.
7. Schrijven van de commissie van beheer der
bank van leening alhier, daarbij, wegens periodieke
aftreding op 1 Januari e.k. van den heer J. M.
IngenHousz, als lid dier commissie, ter benoeming
aanbevelende de heeren:
1°. J. M. IngenHousz, aftredend lid,
2°. J. G. Overing.
Wordt overgegaan tot stemming.
<p