56 u 18 Februari 1911.
in alle opzichten kan vereenigen met de voorwaarden,
door burgemeester en wethouders gesteld. Dat
college bestaat geheel uit werkbazen, uit mannen van
de praktijk, zoodat spreker meent, dat de raad daarop
gerust kan ingaan.
Wat nu betreft de kwestie van algemeen en parti
culier belang, valt niet te ontkennen, dat dit laatste,
voor zooveel den heer Raming betreft, wordt geschaad.
Maar dat gebeurt bijna dagelijks. In smalle straten
mag maar tot eene bepaalde hoogte worden gebouwd.
Toen indertijd bij de ontmanteling van Breda de
toegangsweg tot de stad werd verlegd, zijn de panden
in de Nieuwehuizen kolossaal in waarde gedaald.
Doch het algemeen belang kon hieraan niet worden
opgeofferd. Het algemeen belang moet primeeren.
Aan de sprekers, die den heer Raming verdedigd
hebben, wil spreker er nog op wijzen, dat art. 3
der woningwet wel degelijk voorschrijft, dat bij de
bouwverordening ook rekening moet worden gehou
den met brandgevaar. Dat is hier geschied.
De heer LIJDSMAN is er zeer voor, dat de noo-
dige voorschriften worden gegeven ter voorkoming
van brandgevaar, maar niet, dat zulks door de gezond-
heidscommisie geschiedt. Als de gezondheidscom
missie dat doet, wat blijft er dan voor burgemeester
en wethouders over.
De heer ROMBOUTS wijst erop, dat de heer Lijds-
man uit het oog verliest, dat de gezondheidscom
missie slechts een advies geeft. Burgemeester en
wethouders en de raad kunnen daarvan aanvaarden,
wat ze willen. Deze passen de voorschriften toe.
Het voorstel van burgemeester en wethouders tot
afwijzende beschikking van het verzoek, wordt alsnu