570 23 December 1911. „van f 10,voor iederen werkdag, waarmede de „opleveringstermijn zal zijn overschreden. „Het aantal werkdagen, dat het werk te laat is „opgeleverd, bedroeg elf, zoodat op den aannemer „eene boete is toegepast van f 110,welk bedrag „op de aannemingssom is ingehouden. „Uit het hier bijgevoegd rapport van den directeur „der openbare werken en bedrijven, waarmede wij „volkomen instemmen, blijkt, dat er geen enkele „billijkheidsgrond is aan te voeren, om aan adressant „eene tegemoetkoming voor geleden schade of eenige „ontheffing of teruggaaf van toegepaste boete te „verleenen, zoodat wij reeds om die reden U in „overweging moeten geven op het verzoek van „adressant afwijzend te beschikken. „Op uitdrukkelijk verlangen van den raad werd „enkele jaren geleden besloten in de aanbestedings- voorwaarden voortaan de bepaling op te nemen, „dat eventueele boeten, op de aannemers toegepast, „zouden komen ten voordeele van de algemeene „armen der gemeente. „De gemeente zelve profiteert er dus niet van, „maar wel is het de arme, die schade lijdt, wanneer „een verzoek, zooals het onderhavige, wordt inge willigd. „Ofschoon de gemeente door de te late oplevering „van het werk geen direct nadeel heeft ondervonden, „meenen wij, dat ook om laatstgenoemde reden het „verzoek van adressant moet worden afgewezen." De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer LIJDSMAN herinnert eraan, dat, zoolang spreker lid van den raad is geweest, de aannemers, ingeval boete werd opgelegd, steeds een adres aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 570