18 Februari 1911. 57 in stemming gebracht, doch verworpen met 16 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren Bloemarts, Merkel- bach van Enkhuizen, Slechtriem, Staal, van Keppel, Lijdsman, Overing, Rombouts, Reigersman, Teijchiné, Meeuwesen, van Hulten, Heijlaerts, A. F. Smits, Bom en Fr. Smits. Voor waren de heeren van den Brink, J. M. IngenHousz, mr. W. IngenHousz en Scheltus. Alsnu is aan de orde het voorstel van de minder heid van burgemeester en wethouders, om het ver zoek toe te staan onder de voorwaarden, genoemd in het overgelegd ontwerp-besluit. De heer BLOEMARTS stelt voor, aan de voor waarden de bepaling toe te voegen, dat door den heer Raming eene verklaring worde overgelegd van den mede-eigenaar van den scheidingsmuur, dat deze genoegen neemt met het aanbrengen eener vaste ladder. De voorzitter vindt het vrij gevaarlijk, om zich op dit terrein te begeven. Van een civielrechte lijk standpunt beschouwd, moge eene dergelijke be paling gewenscht zijn, doch de raad behoort zich niet op dit terrein te begeven. De heer BLOEMARTS zegt, dat hij den heer Raming niet afhankelijk wil stellen van zijn buur man, te meer, nu men de verstandhouding tusschen die beide eigenaren kent. Er zou dan kunnen bepaald worden, dat er anders een paar losse ladders op de open plaats moeten aanwezig zijn, indien de heer Arnaud het aanbrengen eener vaste ladder weigert.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 57