23 December 1911
587
De heer VAN HULTEN sluit zich aan bij de
klacht van den heer van den Brink over het gemis
aan tact bij burgemeester en wethouders, waar zij
de vakvereenigingen niet hebben gehoord. De arbeider
heeft recht van medespreken, wanneer het de rege
ling geldt van zijne arbeidsvoorwaarden. Hij is een
redelijk wezen, maar geen koopwaar. Daarom had
spreker gaarne gezien, dat de vakvereenigingen
vooraf waren gehoord, zooals dat in de meeste
gemeenten van ons land gebruikelijk is.
Verder meent spreker, dat er eene begripsver
warring bestaat omtrent overuren. De gewone werk
tijd valt tusschen 5 uur 's morgens en 10 uur
's avonds. De werktijden, die daar buiten vallen,
zijn niet als overuren te beschouwen, maar als
nachtarbeid. In geen geval zal echter de regeling
hierdoor voor spreker onaannemelijk zijn.
Overigens kan spreker, uit naam der werklieden,
met wie hij in aanraking komt, verklaren, dat zij
allen, zonder uitzondering, tevreden, dankbaar en
voldaan zijn. Spreker meent dan ook, dat de raad
zich niet al te zeer moet storen, aan hetgeen van
andere zijde wordt beweerd, want als de eene
loonsverhooging achter den rug is, zetten zij dadelijk
weer eene andere op touw.
De heer VAN DEN BRINK vindt het heel na
tuurlijk, dat de werklieden de zaak warm houden,
want van een minimum loon van f 14,zijn ze
nog ver af. De bourgoisie is ook niet tevreden
met f 14,a f 15,die willen f 60,hebben
en dat willen de arbeiders ook. Ze zijn dus geenszins
tevreden, in de verste verte niet.
De heer VAN HULTEN denkt er anders over.
Spreker wenscht, dat de werkman een behoorlijk