23 December 1911. 589 adres van den bond van gemeente-werklieden heeft uitgebuit. Het zijn geen advocaten. Een paarden- slachter kan wel eens verstand van wetten hebben, maar bij gemeente-werklieden is die kennis niet te verwachten. Bovendien hebben zij eerst laat van de voorgestelde regeling kunnen kennis nemen, zoodat het te begrijpen is, dat zij eene enkele be paling hebben over het hoofd gezien. Verder spijt het spreker, dat de voorzitter het denkbeeld, om de vakvereenigingen te hooren, zoo uit de hoogte weggooit. Spreker wil toegeven, dat hunne kennis niet zoo uitgebreid is, dat zij ook van gas fabrieken verstand hebben. Maar dat komt. Als men de geschiedenis der vakvereenigingen nagaat, dan blijkt daaruit, dat zij zijn een factor in de mo derne maatschappij, ook op cultuur-historisch gebied. Over twee eeuwen zullen de geschiedschrijvers ver melden, welk eene enorme taak de vakvereenigingen hebben te vervullen gehad voor de ontwikkeling van de volksklasse. Daarom spijt het spreker, dat de voorzitter, die overigens een breeden blik heeft, de beteekenis van de vakvereenigingen niet inziet en haar weerstreeft in haar pogingen, om als denkende wezens op te treden. De burgermaatschappij moet medewerken om de volksklasse op te heffen en haar de noodige kennis niet te onthouden. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat voor secretarie-ambtenaren het bezit van het diploma van de vakvereeniging verplichtend wordt gesteld. Hier wordt dus blijkbaar de vakvereeniging wel erkend. Spreker meent dan ook, dat het een verkeerd in zicht is van burgemeester en wethouders, om in dit geval de vakvereenigingen buiten te sluiten. De voorzitter zegt, dat bij de regeling van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 589