21 Januari 1911. 5 De heer MEEUWESEN wijst erop, dat op pagina 480 en 481, bij de behandeling van de uitgaven voor het bouwen van politieposten, het vernieuwen van de brug bij de mestvaalt en het verhoogen van den weg achter den watertoren, waarvan de plannen en bestekken nog niet waren ingekomen, door hem uitdrukkelijk is gezegd, dat men over die posten niet kan oordeelen, als de plannen en bestekken er niet zijn. Gaarne wenschte spreker de notulen hiermede te zien aangevuld. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN wijst er op, dat hij volgens pagina 453 gezegd zou hebben, dat hij de bedoeling van den heer van Hulten niet kent. Hij heeft integendeel juist willen te kennen geven, dat het niet voegt in den raad te oordeelen over de bedoeling, die bij een lid kan hebben voor gezeten, maar, dat men alleen te letten heeft op hetgeen hier werd uitgesproken. De voorzitter meent zich te herinneren, dat de hierbedoelde uitdrukking door den heer Merkel- bach van Enkhuizen wel gebezigd is. Het is op merkelijk, dat in den laatsten tijd herhaaldelijk aan merkingen worden gemaakt op de notulen. Spreker vraagt zich af, waar dat aan ligt, daar het werk nog steeds door denzelfden verslaggever wordt verricht. Het komt er maar op aan, of het gesprokene be hoorlijk is weergegeven. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN ant woordt, dat hij niet over iemands bedoeling kan hebben gesproken, daar het niet mogelijk is de santen en op bladzijde 447, 6den regel van onder, in plaats van terugkomt te lezentracht terug te komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 5