18 Februari 1911. 63 „aan de gemeente schuldig bleef, op rekening van „gemeld crediet, de som van f 7500. „dat bovendien als bedrijfskapitaal in de fondsen „der bank zijn gestort, tegen eene rente van vijf „ten honderd 's jaars, de borgtochten van den secre taris-schatter ad f 2000,en van den pandbe- waarder ad f 1000,samen f 3000,-weshalve „de schuldenlast der bank is f 10500, „dat noch in 1908, noch in 1909, nóch in 1910 door „de bank eenige rente van het van de gemeente „opgenomen kapitaal is uitgekeerd kunnen worden, „daarin die jaren de bank een verlies heeft opgeleverd „dat, wil alzoo de bank, die vanwege de gemeente „in het kosteloos genot is gesteld van een gebouw „en directeurs-woning, niet met belangrijk verlies „werken, het noodzakelijk is den rentestandaard op „twaalf ten honderd voor alle panden te behouden Besluit „den rentestandaard in de bank van leening te „Breda bij voortzetting vast te stellen op twaalf ten „honderd per jaar voor alle beleende panden, te reke- „nen van 1 April 1911 en zulks tot op het tijdstip, „dat het reglement, bedoeld in art. 4 der pandhuis- „wet 1910, Stbl. no. 321zal zijn in werking getreden. „Dit besluit zal aan de gedeputeerde staten der „provincie Noord-Brabant worden ingezonden, ten „einde daarop de goedkeuring van de hooge regeering „te verkrijgen." Zonder bedenking wordt gemeld ontwerp besluit vastgesteld. 14. Nader voorstel van burgemeester en wet houders tot toewijzing van verschillende staanplaatsen 2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1911 | | pagina 63