118 20 April 1912.
van den arbeidsduur, om zoodoende te komen tot
den achturigen arbeidsdag.
Deze eisch heeft reeds weerklank gevonden in de
onlangs vastgestelde dienstregeling van de gemeente
werklieden, maar de werklieden willen meer vrijen
tijd hebben. Een arbeidsdag van 8 uren wordt op
den voorgrond gesteld.
Als men nagaat, hoe in de vorige eeuw, toen de
industrie in hare eerste opkomst was, er afschuwelijk
lange arbeidsdagen bestonden en hoe thans nog in
verschillende takken van nijverheid langdurige arbeids
dagen bestaan, waardoor aan het volk elke gelegen
heid, om zich te ontwikkelen, ontnomen wordt, dan
mag het zeker geen onbillijken eisch genoemd worden,
dat verkorting van den arbeidsduur mede op den
voorgrond wordt gesteld. Overigens is de motie vrij
duidelijk.
Gezien de samenstelling van den raad, waarin aan
wezig is een fractie van de katholieke arbeidersbe
weging, terwijl vele leden liberalistische neigingen
op economisch gebied vertoonen en wier leuze mede
is, de ontwikkeling van het volk te bevorderen, ver
trouwt spreker dat zijn voorstel, om de werklieden
op den eersten Meidag vrijaf te geven, den noo-
digen steun zal vinden en aangenomen zal worden.
Het voorstel van den heer VAN DEN BRINK
wordt niet ondersteund en kan alzoo niet in behan
deling komen.
De voorzitter voegt er aan toe, dat bij burge
meester en wethouders echter geen bezwaaiy bestaat
dat werklieden van de hun toekomende vacahtiedagen
voor zoover de dienst het toelaat, op den eersten
Meidag gebruik maken.