20 April 1912. 133 Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den raad, dat de v o o r z i 11 e r die commissieleden zal aan wijzen, worden door hem als zoodanig benoemd de heeren Fr. Smits, O vering en Lijdsman. 36. Prae-advies van burgemeester en wethouders op het adres van de lantaarnopstekers om loonsver- hooging, luidende als volgt „Hiermede hebben wij de eer U weder aan te „bieden het verzoekschrift van de lantaarnopstekers „om loonsverhooging met de daarbij behoorende „memorie van toelichting en een later ontvangen „niet gedagteekend schrijven van de adressanten, „uit welke laatste stukken blijkt, dat deze mede „hebben bedoeld het verkrijgen van verlofdagen en „van pensioen. „Met het daarop uitgebracht rapport van den „Directeur der openbare werken enz. kunnen wij „ons in hoofdzaak vereenigen. Echter wenschen wij „niet onopgemerkt te laten, dat daarin de duur der „nachtdiensten veel te ruim is berekend, omdat in „verscheidene maanden van het jaar de tijd, besteed „aan de late of morgenblussching, volgens de alge- „meene arbeidsregeling voor de andere werklieden „niet als nachtwerk berekend wordt en voorts, dat „bij den duur der diensten is ten onrechte in aan merking genomen de tijd, welke noodig is voor het „komen en het gaan naar het werk, welke tijd bij „geen der andere werklieden voor den arbeidsduur „medetelt. „Rekening houdende met een en ander is de te genwoordige belooning der lantaarnopstekers dus „nog heel wat gunstiger dan in het rapport wordt „voorgesteld, m.a.w. dat loon overtreft respectievelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 133