136 20 April 1912. lantaarnopstekers zijn, die het vorig jaar slechts 2 vrije dagen hebben genoten. Spreker zou het wel wenschelijk vinden, dat die menschen ook in aanmerking konden komen voor pensioen, doch daar staat tegenover, dat bij de aan stelling geen rekening wordt gehouden met den leeftijd, zoodat hij zich in dit opzicht wel met het prae-advies kan vereenigen. Spreker stelt mitsdien voor, om het loon van de lantaarnopstekers, die drie diensten per etmaal hebben, te brengen op f 5,en van hen, die twee diensten per etmaal hebben, te brengen op f 3,50 per week. De voorzitter, de beide sprekers beantwoor dende, zegt, dat de heer van Hulten zich van de opmerking van burgemeester en wethouders, dat er bij dergelijke verzoeken soms ongemotiveerd en licht vaardig gehandeld wordt, niets behoeft aan te trekken. Maar dat verandert niets aan het feit, dat het indienen van dit adres lichtvaardig is geweest. Als men de berekeningen van den directeur nagaat, dan blijkt daaruit, dat het loon nog hooger is dan, wanneer het berekend zou worden naar 15 cent per uur. Daarbij is tevens rekening gehouden met eene verhooging van 50°/o voor zondagsdienst en nacht dienst en van 100°/o voor zondagsnachtdienst. De bewering van den heer van den Brink is in dit opzicht dus onjuist. De heer VAN DEN BRINK geeft zijne vergissing gaarne toe, maar dit neemt toch niet weg, dat hij het loon te weinig acht. De voorzitter, zijne rede vervolgende, wijst er nog op, dat de berekening van den directeur zeer ruim genomen is ten gunste van de adressanten. Er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 136