24 Mei 1912. 169 getroffen was door een der argumenten van den directeur der openbare werken, waarin hij beweert, dat hoe meer ontheffingen van art 14 worden ver leend en hoe meer op deze wijze eene intensieve bebouwing van den grond in nieuwere wijken wordt toegestaan, hoe meer men de waarde der domein gronden omhoog drijft. Spreker begrijpt de portée van dit argument niet. De voorzitter zegt, dat deze gronden vroeger ook domeingronden zijn geweest. Hoe meer bebou wingen men in de nieuwe wijken toelaat, des te meer stijgt de waarde van den grond. En het rijk alleen profiteert daarvan. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN is ook wel geneigd, om het verzoek toe te staan onder de voorwaarden, door de gezondheidscommissie gesteld. De voorzitter vraagt, waar het heen moet, als dergelijke verzoeken maar worden ingewilligd. Zonder de overheid te kennen, gaat men een ge bouw zetten en als die fout later ontdekt wordt, laat men het toe en wordt bovendien nog ontheffing verleend. Als de raad verder van het beginsel uit gaat, dat een bijzondere omstandigheid of een geval van dringende noodzakelijkheid, zooals art. 14 der bouwverordening vordert, aanwezig is, wanneer iemand den grond voor zijn bedrijf noodig heeft, dan zal men de ontheffing nooit kunnen weigeren. Iedereen zou dan, in het belang van zijne zaak, zijn heelen tuin wel kunnen volbouwen. Spreker wijst verder op het advies van den directeur der openbare werken en zegt, dat men dit verzoek onmogelijk kan toestaan. De heer LIJDSMAN verzoekt ook voorlezing van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 169