iu.
24 Mei 1912. 171
De heer Fr. SMITS zegt, dat in den Haag alleen
een zekere ruimte onbebouwd moet worden gelaten,
doch dat men daar geen rekening behoeft te houden
met de diepte van het erf, zooals hier het geval is.
De heer REIGERSMAN betoogt, dat de woningwet
ten doel heeft, om de volksgezondheid te bevorderen.
Deze wordt daar echter in geen enkel opzicht be
dreigd, wanneer het gebouwtje kan blijven staan.
De voorzitter zegt, dat men den geheelen
toestand moet nemen, zooals hij is. En die blijkt
voldoende uit de overgelegde schetskaart van den
directeur der openbare werken.
De heer ROMBOUTS onderschrijft ten volle de
zienswijze van den voorzitter. Als er wetten gemaakt
worden, moeten die ook worden gehandhaafd. Reeds
bij verordening van 15 April 1895 werd het ver
boden om zonder vergunning te bouwen, op eene
wijze, zooals thans door adressant gedaan is. En nu
wordt het toch waarlijk wel eens tijd, dat die ver
ordeningen gehandhaafd worden. Daarom kan spreker
zich ten volle vereenigen met het voorstel van bur
gemeester en wethouders. Daarbij komt nog, dat,
indien de raad het verzoek toestaat, adressant het
gebouw toch zal moeten afbreken en in steen
optrekken.
Het voorstel van burgemeester en wethouders, om
afwijzend op het verzoek van adressant te beschikken,
wordt alsnu in stemming gebracht, doch verworpen f"
met 14 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren Lijdsman, J. M. Ingen-
Housz, O vering, Reigersman, Teychiné, van Gastel,
a*