174 24 Mei 1912. In de binnenstad, waar een druk verkeer heerscht, is het zeer zeker noodig, dat de scherpe hoeken wor den afgerond, doch in de buitenwijken, waar voldoende ruimte bestaat, is dat minder noodzakelijk. Was de passage daar ter plaatse nauw en het verkeer bijzonder druk, dan zou er voor het voorstel iets te zeggen zijn, doch nu dat niet het geval is, kan spreker zich daarmede niet vereenigen. Het kolenpakhuis staat daar niets in den weg en nu gaat het toch niet aan, om den man de uitoefening van zijn bedrijf onmo gelijk te maken. Wij leven nog in Holland en niet om elkander onaangenaam te zijn. De heer Fr. SMITS kan ook niet direct de nood zakelijkheid van het voorstel inzien. In het schrijven van den directeur der openbare werken wordt ge sproken van eene toekomstige rechtmaking of ver legging van dien weg. Spreker vraagt, of dit verband houdt met de openstelling van het nieuwe veer aan den Moerdijk en de toeneming van het automobielen- verkeer. De voorzitter zegt, dat de heer Reigersman het blijkbaar hard vindt, om iemand op de vingers te tikken, doch hij moet niet vergeten, dat het kolen- pakhuis daar reeds 3 jaar zonder vergunning staat. De heer REIGERSMAN meent, dat de man wel dege lijk voor drie jaren vergunning heeft gehad. Blijkbaar is hij in de veronderstelling geweest, dat die ver gunning stilzwijgend doorloopt. De voorzitter wijst er op, dat de vergunning al drie jaar is vervallen. Het verkeer wordt daar ter plaatse met den dag drukker en nu zou het, met het oog daarop, te bejammeren zijn, als het voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 174