176 24 Mei 1912. De heer MEEUWESEN zegt, dat, nu het auto verkeer zoo sterk toeneemt, hij niet gaarne zou zien, dat er ongelukken moesten gebeuren. Spreker zal dus voor het voorstel stemmen. De heer Fr. SMITS vraagt, of de grond, waarop dat houten gebouw is geplaatst, aan de gemeente behoort. De voorzitter antwoordt hierop ontkennend. Het gebouw is er geplaatst krachtens eene tijdelijke vergunning, welke thans vervallen is. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN vraagt, of later de toestand niet kan veranderd worden, als men het gebouw thans nog tijdelijk toelaat. De voorzitter antwoordt hierop, dat dit be zwaarlijk gaan zal. De heer Fr. SMITS brengt dit voorstel in verband met het volgend punt der agenda en wijst er dan op, dat in dit laatste sprake is van vergoeding. Moet die ook hier niet worden toegekend Spreker wenscht verder te vernemen, welk verschil er bestaat tusschen een bouwverbod en eene onteigening. De voorzitter zegt, dat bij een bouwverbod de grond het eigendom blijft van den betrokken per soon, maar dat hem de bevoegdheid ontnomen wordt, daarop een gebouw te stichten. De heer Fr. SMITS vindt dit nog al tamelijk in grijpend in het eigendomsrecht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 176