27 Januari 1912.
Tegenwoordig de heeren J. LIJDSMA-N, J. M.
INGENHOUSZ, J. G. OVERING, jhr. mr. A. REI
GERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, J. C. J. VAN GASTEL,
F. C. J. VAN HULTEN, F. A. M. J. SMITS, mr.
W. INGENHOUSZ, A. P. SCHELTUS, W. G. H. ROM-
BOUTS, F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS, A. C.
BOM, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, J. B. M. MERKEL-
BACH VAN ENKHUIZEN, J. A. H. VAN DEN
BRINK, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL, J. R.
baron VAN KEPPEL en A. A. A. MEEUWESEN.
Voorzitter de heer mr. E. P. VAN LANSCHOT,
burgemeester.
Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW.
De voorzitter, de vergadering geopend heb
bende, zegt ongeveer het volgende
„Mijne heeren Ofschoon reeds vier weken zijn
„heengegaan sedert de intrede van een nieuwen
„jaarkring, is het mij toch aangenaam, U allen van
„deze plaats zoowel voor U zeiven als voor Uwe
„huisgenooten, een goed en gelukkig nieuwjaar te
„kunnen toewenschen. Moge voorspoed en geluk Uw
„aller deel zijn en zegen rusten op al Uwe onder
nemingen. Maar niet minder wensch ik ook, dat
„het pas ingetreden jaar voor de geheele burgerij
„en voor de gemeente Breda moge zijn een jaar van
„voorspoed en welvaart.
„Ik zal U thans niet lastig vallen met eene op
somming van al hetgeen in het afgeloopen jaar met