té
1 Juni 1912. 209
Vóór stemden de heeren Lijdsman, J. M. Ingen-
Housz, Overing, Reigersman, Teychiné, van Gastel,
Fr. Smits, mr. W. IngenHousz, Heijlaerts, A. F.
Smits, Bom, Bloemarts, Merkelbach van Enk
huizen, Slechtriem, Staal en van Keppel.
Tegen waren de heeren van Hulten, Scheltus,
Rombouts en van den Brink.
Zoodat besloten is aan het bestuur der
naamlooze vennootschap „de Bredasche
manége" de gevraagde ontheffing te ver-
leenen onder de volgende voorwaarden
b. dat de te stichten aanbouw moet
worden afgebroken, zoodra het hoofdge
bouw van bestemming verandert of de
achterliggende gronden worden bebouwd; en
8. Voorstel van burgemeester en wethouders
tot wijziging van de verordening, regelende de be
noeming enz. van het onderwijzend personeel aan
de teekenschool alhier, luidende als volgt:
„Bij koninklijk besluit van 19 Juli 1910 (stbl.
„no. 239) zijn nieuwe programma's vastgesteld ter
„verkrijging van verschillende akten van bekwaam
heid tot het geven van middelbaar onderwijs in
„teekenen.
3=»"
a. dat de niet-toepasselijkheid van de
voorwaarde sub c van het raadsbesluit van
29 April 1910 niet zal gelden voor den
tijd van drie jaren, ingaande met de dag-
teekening van dit besluit;
c. dat de urine wordt geloosd in een
waterdichten put en dat een waterdichte
mestbak overeenkomstig de voorschriften
der bouwverordening wordt gebouwd.