224
28 Juni 1912.
De heer VAN DEN BRINK meent, dat ieder lid
volkomen gerechtigd is, hier zijne zienswijze te berde
te brengen. Door deze verhooging moeten weer gel
den uit de gemeentekas genomen worden, welke
door de belastingschuldigen moeten worden opge
bracht. Sprekers bezwaar tegen deze verhooging is,
dat er, van zijn standpunt beschouwd, een te groot
verschil bestaat tusschen de salarissen van den bur
gemeester en den secretaris en die van de overigen
in dienst der gemeente. Nu zal men de opmerking
maken, dat de arbeidskrachten van deze ambtenaren
beter geschoold zijn en niet te vergelijken met die
van een eenvoudig werkman, maar die meerdere
kennis is dan ook door middel van geld verkregen
kunnen worden en waartoe een gewoon werkman
niet in de gelegenheid is.
De heer VAN HULTEN wenscht thans niet meer
op de zaak in te gaan, doch wil alleen verklaren,
dat zijne bezwaren tegen de verhooging nog dezelfde
zijn gebleven.
De heer VAN DEN BRINK zegt, dat, waar nog
zooveel te verbeteren valt in de lagere loonen, hij
ook niet met het voorstel kan medegaan.
De heer VAN HULTEN wijst er nog op, dat,
waar het bevolkingscijfer hoofdzakelijk tot grondslag
strekt, de verhouding met andere plaatsen niet
daaraan geëvenredigd is. In Tilburg wordt de jaar
wedde van den burgemeester voorgesteld op f5000,
en in Breda, wier zielental slechts de helft van dat
van Tilburg bedraagt, op f 4000,
De voorzitter betoogt, dat Breda veel open
bare scholen heeft en een uitgebreid garnizoen, het-