28 Juni 1912.
237
moeid, zoodat spreker er geen bezwaar in ziet, om
het voorstel aan te nemen.
De heer Fr. SMITS zal de laatste zijn, om par
ticuliere belangen op den voorgrond te stellen, wan
neer daarmede het algemeen belang zou zijn geschaad.
Maar het algemeen belang eischt die verbreeding
niet. Als motief wordt aangevoerd, dat er wel eens
een tram zou kunnen komen, doch dit motief is
zeer vaag en bovendien is de weg dan nog breed
genoeg. De grond wordt wel niet geannexeerd,
maar hij wordt toch vrijwel onbruikbaar gemaakt.
En voor een industrieel kan iedere vierkante meter
grond van bijzondere waarde zijn.
De heer VAN HULTEN blijft zich tegen het
voorstel verzetten. De breede grasstrook kan worden
ingenomen voor weg en dan is de singel breed ge
noeg, vooral bij de kerk.
De heer VAN KEPPEL betoogt nader, dat de
rooilijn genomen is, gemeten uit den taludkant van
de singelgracht, alzoo met de grasstrook erbij. De
weg is dus bij de kerk niet breeder dan achter bij
de onbebouwde terreinen.
De heer BLOEMARTS heeft vernomen, dat er
eene rooilijn bestaat en nu lijkt het hem niet goed,
waar het een verkregen recht geldt, dat daarin
verandering wordt gebracht, zonder de betrokken
eigenaren te hooren. Daarom wil spreker het voor
stel renvoyeeren naar burgemeester en wethouders.
Overigens kan hij zich wel vereenigen met het idéé,
om eene betere rooilijn aan te brengen.
De heer mr. W. INGENHOUSZ wijst erop, dat
eene rooilijn alleen kan worden vastgesteld krachtens