24 27 Januari 1912.
meente aanvaard en in hare kas gevloeid, en de
uitkeering geschiedt van wege de gemeente.
In de wet wordt ook al weer met geen woord
bepaald, op welke wijze de gelden door de gemeente
moeten verkregen zijn en of dit moet zijn uit ge
wone of buitengewone inkomsten.
Hoe men de zaak ook wende of beschouwe, ver
nietiging van het raadsbesluit door H. M. de Ko
ningin, is op grond der wet onmogelijk te achten.
De heer Fr. SMITS is verwonderd over het voor
stel van den heer Bloemarts. Er wordt eenvoudig
advies gevraagd en nu gaat het dus niet aan, om
een genomen besluit weer in te trekken. In de des
betreffende vergadering heeft spreker gestemd tegen
den bewusten post en heeft hij zich ook niet ge
schroomd zijne opinie daaromtrent te kennen te geven.
Maar nu die post eenmaal aangenomen is, moet men
daarop niet terugkomen. Spreker meent daarom, dat
de raad kort en bondig moet antwoorden, dat hij
de genomen beslissing handhaaft. De Kroon heeft
dan te beslissen over de al of niet wettigheid van
den post.
Spreker zou het een gevaarlijk precedent achten,
indien de raad thans op zijn besluit terugkwam. De
raad heeft zich eenmaal uitgesproken en nu is er
geen enkele reden, om op die beslissing terug te
komen. Spreker kan zich daarom wel vereenigen met
de zienswijze van den heer A. F. Smits, om alle op
deze zaak betrekking hebbende stukken aan gede
puteerde staten te zenden.
De heer VAN HULTEN is eveneens verbaasd over
het voorstel van den heer Bloemarts en had zoo
iets van dat lid niet verwacht. Spreker ziet ook in
het besluit niets onwettigs. In Amsterdam wordt al