27 Januari 1912. De argumenten, door den heer Merkelbach van Enkhuizen aangevoerd tegen het adres van den heer van den Brink, kan spreker beschouwen als te zijn gericht aan zijn adres. Dezelfde motieven, door den heer van den Brink aangevoerd, heeft spreker reeds in deze vergadering doen gelden, toen het voorstel van den heer A. F. Smits in behandeling kwam. De heer Smits heeft, wellicht te goedertrouw, dat voorstel gedaan, omdat hij meende, dat het goed was. Maar de bijzondere scholen hebben er niet om gevraagd. Spreker herinnert verder aan hetgeen bij de be handeling van het bewuste artikel der wet in de Kamer door den Minister is gezegd en waaruit blijkt, dat het werkelijk de bedoeling der wet is geweest, om dergelijke subsidiën te voorkomen. Alleen dan, als de premiën strekken voor allen, zonder onderscheid, dus zoowel voor de openbare als de bijzondere scholen, is het geoorloofd daarvoor gelden van de gemeente beschikbaar te stellen, omdat die gelden moeten komen uit de zakken van alle belastingbetalende burgers. Men zou zich schuldig maken aan letter- knechterij, indien men aan de wet eene andere uitlegging wilde geven. Spreker zal verder niet ingaan op de paedago- gische kwestie, omdat zijn standpunt daaromtrent bij den raad voldoende bekend is. Nu kan men betreuren, dat het legaat-van Cooth bestaat, maar dan had de raad dat indertijd niet moeten aannemen, omdat daardoor de gelijkheid ver broken werd. Als men spreekt van reactie, dan noemt spreker reactie, wanneer men het effect zou willen wegnemen, dat door de aanvaarding van dit legaat veroorzaakt is. In de vorige vergadering is door den heer Mer- 26

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 26