3 Augustus 1912. 273 geval, waar voldoende open ruimte is, de vergunning te weigeren. De voorzitter antwoordt hierop, dat de ver gunning is geweigerd uit een louter hygiënisch oogpunt. Al maakt men nog zulke goede hokken, toch zal er altijd een onaangename lucht verspreid worden. Bovendien nemen de vliegen op zulke plaatsen in grooten getale toe, hetgeen voor de geheele buurt onaangenaam is. Daarom hebben burgemeester en wethouders als algemeenen stelregel aangenomen, om dergelijke ver gunning alleen bij uitzondering te verleenen en uit sluitend aan slagers, hoveniers en bakkers. 3. De heer VAN HULTEN, alsnu het woord gevraagd en verkregen hebbende, herinnert eraan, dat onlangs aan de leerlingen der openbare scholen de geldelijke bijdragen zijn uitgekeerd krachtens het legaat-van Cooth. Spreker vraagt, hoe het nu staat met de uitvoering van het raadsbesluit tot uitkeering van belooningen en eereblijken aan de kinderen van de bijzondere scholen. De voorzitter antwoordt hierop, dat tot dusver nog geene beslissing in hoogste instantie is genomen op het bezwaarschrift van den heer van den Brink tegen de wettigheid van bedoeld besluit. Burgemeester en wethouders zoeken naar een middel, om alsnog eene beslissing van de kroon uit te lokken, want eene eigenlijke beslissing is niet genomen, terwijl ook geen bericht is ontvangen op het advies van den raad, waarin hij als zijne meening te kennen gaf, dat het raadsbesluit in strijd werd geacht met de wet op het lager onderwijs. Burgemeester en wet houders zijn wel bereid tot het doen der uitgaaf

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 273