De voorzitter antwoordt hierop, dat dit artikel
alleen verband houdt met raadsbesluiten, welke aan
de goedkeuring van gedeputeerde staten zijn onder
worpen en dus met de onderhavige zaak niets te
maken heeft.
4. De heer VAN KEPPEL, alsnu het woord gevraagd
en verkregen hebbende, vraagt, of het dagelijksch
bestuur in gemoede overtuigd is, dat het bouw- en
woningtoezicht in deze gemeente zijn plicht doet en
behoorlijk toezicht houdt op de naleving der voor
waarden, bij verleende bouwvergunningen gesteld.
Bij sprek.r is in dit opzicht eenige twijfel ontstaan,
hetgeen hij nader wenscht toe te lichten.
Eenige maanden geleden is in dezen raad warm
gediscussieerd over de bouwplannen van de naam-
looze vennootschap „Volkshuisvesting", betreffende
de verbetering van eenige woningen in een hofje
aan de Rozemarijnstraat. Die plannen zijn toen nog
al aangevallen, doch ook warm verdedigd en het
eindresultaat was, dat zij aangenomen zijn, zooals zij
door burgemeester en wethouders waren voorgesteld.
Later is spreker echter gebleken, dat op menig
punt van die goedgekeurde bouwplannen is afgeweken.
Om slechts enkele zaken te noemen, wijst spreker
erop, dat de borstwering 50 a 60 c.M. is verhoogd,
dat de ramen behoorlijk zijn verbreed, dat de on
mogelijke uitstekken zijn verdwenen of andersom
gedraaid. Ook de mestbak aan den ingang van het
hofje is niet gemaakt.
Spreker wil toegeven, dat dit allemaal verbeteringen
zijn, doch toen de plannen hier in den raad bestreden
zijn, werden die verbeteringen niet noodig geacht.
Wanneer de plannen echter den raad verlaten
hebben, is het de taak van het bouw- en woning-
3 Augustus 1912.
275