276
3 Augustus 1912.
toezicht nauwlettend toe te zien, dat overeenkomstig
die plannen het werk wordt uitgevoerd. Het gaat
niet aan, dat men daarvan willekeurig gaat afwijken.
In dit geval kan men zeggen, dat het verbeteringen
zijn, maar men zou de woningen er ook slechter
door kunnen maken. Als de bouwplannen eenmaal
zijn vastgesteld, mag het bouwtoezicht daarvan onder
geen voorwaarden afwijken. Spreker wijst hierbij op
het treurig geval, dat zich indertijd in de Brugstraat
heeft voorgedaan en hoopt, dat burgemeester en
wethouders deze zaak zullen onderzoeken en in eene
volgende vergadering het resultaat daarvan zullen
mededeelen.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de goed
keuring der bouwplannen tot de taak van burge
meester en wethouders behoort. Dat ziet de heer
van Keppel blijkbaar over het hoofd. De raad heeft
alleen minimum-eischen gesteld, doch dit sluit niet
uit, dat burgemeester en wethouders, als later de
eigenlijke bouwplannen inkomen, nog verbeteringen
kunnen voorschrijven.
De heer VAN KEPPEL begrijpt niet, wat de
bouwplannen dan bij den raad doen.
De voorzitter zegt, dat de goedkeuring dei-
bouwplannen berust bij burgemeester en wethouders,
niet bij den raad. De raad kan toch niet op alle
details ingaan.
De heer VAN KEPPEL zegt, dat het hier geen
details betreft. Het zijn veranderingen, die in het
officieel rapport van den directeur van openbare
werken onnoodig werden genoemd en als verbete
ringen zijn bestreden. Nu zegt art. 5 der bouw ver-