278 3 Augustus 1912. heer van Keppel niet. De raad kan volkomen te vreden zijn. Indertijd werden verschillende verbete ringen, waarop de aandacht was gevestigd, minder noodzakelijk geacht. Nu daarmede toch is rekening gehouden, mag men burgemeester en wethouders daarvoor dankbaar zijn. Er is aan het verlangen van de tegenstanders voldaan. De heer Fr. SMITS helt eenigszins over naar het standpunt van den heer van Keppel. Het voorschot van ruim f 5000,is indertijd beoordeeld aan de hand van de ingediende plannen. De fouten, toen in de plannen aangegeven, werden niet erkend Wel is er heftig over gediscussieerd, doch zij waren gedekt door het rapport van den directeur der openbare werken. Het is daarom wel eenigszins vreemd, op een gegeven oogenblik te vernemen, dat de fouten verdwenen zijn en verbeteringen daarvoor in de plaats zijn gekomen. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat thans weer eene aanvrage van de vereeniging „Volkshuisvesting" is ingekomen. Als nu de raad die aanvrage toestaat overeenkomstig de ingediende plannen, zijn burge meester en wethouders dan gerechtigd om, in overleg met de vereeniging, nog wijzigingen in de plannen aan te brengen, vraagt spreker. De voorzitter antwoordt hierop, dat de goed keuring der bouwplannen door de wet uitdrukkelijk aan burgemeester en wethouders is opgedragen. De bij de aanvrage overgelegde teekeningen zijn alleen als toelichtingen aan te merken. De heer VAN HULTEN heeft meer op het oog eene algeheele wijziging van het bouwplan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 278