3 Augustus 1912. 283 ook bij nieuwe inrichtingen wordt daarop speciaal gelet. Wat het tweede punt aangaat, wijst spreker erop, dat de heer Meeuwesen daarmede aan een verkeerd adres is. De zorg voor het waken tegen prikkelende of verkeerde voorstellingen behoort niet bij burge meester en wethouders, maar bij den burgemeester als hoofd van politie. Voor zoover spreker echter bekend is, komen dergelijke bioscoop-voorstellingen hier ter stede niet voor. En mocht dit wel het geval zijn, dan zal spreker daartegen onmiddellijk optreden. Eene cen suur is practisch echter zeer moeielijk. Beter ware het, dat de ouders er hunne kinderen vandaan hielden. De heer MEEUWESEN meent ook, dat de ouders beter zouden doen, wanneer zij met hunne kinderen naar het bosch gingen. Aan spreker is ook niet ter oore gekomen, dat hier ter stede prikkelbare voor stellingen zouden worden gegeven, maar dat er zoodanige films bestaan, is in andere plaatsen al genoegzaam gebleken. In den Haag o. a. wordt de mogelijkheid eener censuur overwogen. De voorzitter doet de toezegging dat hij tegen zoodanige voorstellingen, wanneer die hier ter stede mochten worden gegeven, onmiddellijk zal optreden. De heer VAN HULTEN ondersteunt gaarne het gesprokene door den heer Meeuwesen. Van de ouders verwacht spreker niet veel medewerking; die geraken er zelf aan verslaafd. Men bekrimpt zich, om van de bioscope te kunnen genieten. In parti culiere kringen is ook reeds het denkbeeld eener censuur besproken, doch men is er van teruggedeinsd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 283