28
27 Januari 1912.
De heer ROMBOUTS kan zich niet vereenigen
met het voorstel van den heer Bloemarts. Op het
besluit mag niet meer worden teruggekomen. Dat
is wettig genomen bij de behandeling der gemeente-
begrooting, welke door eene hoogere macht is goed
gekeurd. Eén der leden is van dat besluit in beroep
gegaan en nu moet de Kroon uitmaken, in hoever
dit besluit in strijd is met de wet.
Spreker acht dit besluit intusschen volkomen wettig.
Art. 103 der wet op het lager onderwijs bepaalt
o.a., dat door het uitloven van belooningen en eere
blijken het getrouw schoolbezoek vanwege de gemeente
kan worden bevorderd en dat, om aanspraak op die
belooningen te kunnen maken, aan de hoofden der
openbare en bijzondere scholen het invoeren van
schoolboekjes kan worden voorgeschreven.
Al geeft men nu voor een oogenblik toe, dat door
het genomen besluit de openbare scholen zouden
worden tekort gedaan, dan nog kan spreker niet
inzien, dat het besluit onwettig zou wezen. Er staat
in de wet niet, dat het eene niet zonder het andere
kan. De beschouwingen, welke bij de behandeling
van het artikel daarover in de Kamer zijn gehouden,
laten spreker koud. Alleen moet gevraagd worden,
wat er in de wet staat.
Maar er is geen sprake van achterstelling der
openbare scholen. Ook daar krijgen de leerlingen
premiën. Op welke wijze de gemeente aan dat geld
komt, doet niets ter zake het wordt toch gegeven
onder toezicht van de gemeente. Hetzelfde geldt ook
voor de ambachtsschool.
Spreker zou het terugkomen op het eenmaal
genomen besluit eene daad achten, den raad on
waardig en wenscht op zijn eerewoord te verklaren,
dat, indien hij ook tegenstander van het besluit ware