6 September 1912. 299 „acht, ofwel in strijd met de wet of verordening. „Doch dat is hier het geval niet. „Adressante erkent stilzwijgend de noodzakelijkheid „van de aan te brengen verbeteringen. „Artikel 14 der woningwet legt aan burgemeester „en wethouders de verplichting op, om een termijn „vast te stellen binnen welken die verbeteringen „moeten zijn aangebracht, en laat daartoe eene tijd ruimte van ten minste ééne maand en ten hoogste „een jaar. „Nu ons college te dien aanzien is gebleven binnen „de wettelijke grenzen, zijn de aanschrijvingen in dat „opzicht onaantastbaar. „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen aan „adressante, als beschikking op haar adres, mede te „deelen, dat de raad onbevoegd is eenige wijziging „te brengen in den termijn, gesteld bij de aanschrij vingen d.d. 13 Juni 1912, betreffende de verbetering „van de woningen aan de Keizerstraat nos. 21. 29, „31 en 33." De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit prae-advies kan vereenigen. Niemand der leden hiertegen eenige be denking te kennen gevende, wordt dien overeenkomstig besloten. 19. Voorstel van burgemeester en wethouders toe onbewoonbaarverklaring van de woning, staande binnen deze gemeente aan de Keizerstraat no. 23. De voorzitter stelt voor, dit punt aan te houden tot eene volgende vergadering, omdat eene wettelijke formaliteit over het hoofd is gezien, n.l. het inwinnen van het advies der gezondheidscommissie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 299