u>
302 6 September 1912.
Aan den burgemeester wordt dan de gelegenheid
gegeven, om in hoogste instantie te doen uitmaken,
of het raadsbesluit, waarbij de f 500,subsidie
voor belooningen en eereblijken aan de bijzondere
kostelooze scholen is toegestaan, wettig is of niet.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN zegt
het volgende:
„Mijnheer de voorzitter. U zult mij willen ge-
„looven, wanneer ik u verklaar bij niemand te willen
„achterstaan in erkenning en waardeering van uwe
„vele en velerlei verdiensten voor onze gemeente,
„bij de bekwame en ijverige vervulling van uw ge
wichtig ambt. En dit vooropgesteld zult u begrijpen,
„hoezeer het mij leed doet, te moeten uitspreken
„dat er, naar mijne meening, een ernstig dwaalbe
grip heerscht in uwe opvatting omtrent eene zaak,
„die sinds geruimen tijd te Breda, en zelfs daar
buiten, misnoegen heeft gewekt.
„Ik bedoel, mijnheer de voorzitter, dat door u,
„als Burgemeester, nog geen uitvoering is ge-
„geven aan het raadsbesluit van 18 November 1911,
„waarbij een post van f 500,— op de begrooting
„1912 werd gebracht voor belooningen en eereblij ken
„aan Bredasche leerlingen van kostelooze bijzondere
„scholen, ter bevordering van hun getrouw school
bezoek.
„Ik behoef u niet in herinnering te brengen,
„mijnheer de voorzitter, dat die post werd gebracht
„op de gemeentebegrooting, welke bij besluit van
„Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 14
„December 1911, G. no. 164, werd goedgekeurd.
„Sinds die goedkeuring zijn nu bijna negen maanden
„verloopen. En wanneer U zich wellicht meent te
„kunnen beroepen op het feit, dat ons medelid, de