September 1912. 309 De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN wijst erop, dat de post op de begrooting is goedgekeurd. Het besluit bleef bestaan, ook na het votum in de vergadering van 27 Januari. Dit is door den voorzitter zelf erkend. Wat kan men dus meer verlangen De heer mr. W. INGENHOUSZ zegt, dat het dagelijksch bestuur eenstemmig van oordeel is, dat aan het besluit geen uitvoering kan worden gegeven, zoolang niet in hoogste instantie is uitgemaakt, of het wettig is. Niet de burgemeester, maar burge meester en wethouders zijn met de uitvoering belast. Spreker herinnert hierbij aan de kwestie met de Baronielaan. Ook toen was er een goedgekeurd be sluit, waartegen derden zich hebben verzet en de slotsom was, dat burgemeester en wethouders voor de koopsom van f 25000,-persoonlijk aansprake lijk werden gesteld. Had de heer Jan IngenHousz de Baronielaan niet van de gemeente overgenomen, dan zouden burgemeester en wethouders persoonlijk de koopsom in de gemeentekas hebben moeten terugstorten. De heer VAN HULTEN meent, dat die verge lijking met de Baronielaan niet opgaat. Toen was er eene waarschuwing van hooger hand aan voorafgegaan. De voorzitter betoogt, dat, wanneer achteraf blijkt, dat het besluit onwettig is, burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn. Burgemeester en wethouders hebben het besluit in strijd geacht met de wet en hebben gewacht, totdat er eene beslissing zou zijn gekomen op het adres van den heer van den Brink. Nu heeft spreker wel vernomen, dat bij gedeputeerde staten een bericht van den minister is ontvangen, dat hij geene termen vindt om tusschen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 309