314
6 September 1912.
26. De heer VAN HULTEN, alsnu het woord
gevraagd en verkregen hebbende, wijst erop, dat in
de vergadering van 26 Februari 1910 is benoemd
eene tramcommissie, welke echter tot dusver niets
van zich liet hooren. Het tegenwoordige personeel,
dat aan de beide tramwegmaatschappijen verbonden
is, leeft in spanning, omdat het einde der concessie
al nabij is en hunne toekomst onzeker wordt. Spreker
vraagt, of het niet mogelijk is, eenige mededeelingen
te doen, hoe het met de zaak staat.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de bestaan
de tramconcessiën eerst afloopen met 1 Januari 1914.
Nu de provinciale electriciteitsverordening is goed
gekeurd, moeten de Staten nog beslissen over de
oprichting eener provinciale centrale. Mogelijk, dat
die kwestie eerlang in eene extra-zitting van de pro
vinciale staten zal behandeld worden. Vóór dien tijd
kan de gemeente niets doen.
27. De heer HEIJLAERTS, alsnu het woord ge
vraagd en verkregen hebbende, betoogt, dat aan
de verbodsbepaling, voorkomende in de algemeene
politie-verordening, tot het afsteken van vuurwerk,
tegenwoordig slecht de hand gehouden wordt. Het
gooien met voetzoekers en andere explosieve voor
werpen is dikwijls meer dan erg. Het aantal winkels,
waar dergelijke artikelen verkocht worden, neemt
dan ook verbazend toe. Spreker hoopt, dat aan dit
euvel spoedig paal en perk gesteld wordt.
De voorzitter zegt, dat hij hierop de aandacht
der politie zal vestigen.
28. De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN,
alsnu het woord gevraagd en verkregen hebbende,