28 September 1912. 327 tegen de benoeming van een actief dienend officier tot leeraar aan de handelsavondschool. De heer VAN HULTEN heeft niet beweerd, dat de benoeming volgens de wet niet geoorloofd is, maar hij meent, dat het toch nog eene vraag zal zijn, of de Minister van Oorlog toestemming zal verleenen aan den heer van der Kamp, om eene eventueele benoeming aan te nemen. Waar inmiddels meerdere sollicitanten zijn, acht spreker het absoluut verkeerd, dat een actief dienend militair voor eene gemeentebetrekking wordt voorgedragen. De voorzitter ziet niet in, dat de Minister eenig bezwaar zal 'maken, waar de heer van der Kamp al jaren aan andere handelscursussen ver bonden is. Dit zijn particuliere cursussen, zegt de heer VAN HULTEN. De heer mr. W. INGENHOUSZ eerbiedigt ieders opvatting omtrent de vervulling van zijne taak en de beoordeeling van personen en meent dit ook van anderen te mogen verwachten. Daarom heeft het hem als voorzitter der commissie voor de handels avondschool, gegriefd, toen de heer van Hulten vroeg, waar het denkvermogen was van de commissie bij het opmaken dezer voordracht. De commissie heeft alleen de belangen van de school op het oog gehad. Zij heeft daarbij niet gevraagd, of de heer van der Kamp al dan niet officier is, maar slechts overwogen, dat voor de school op de eerste plaats noodig is een goed doceerend personeel. Spreker zou dan ook wel willen vragen, waar de heer van Hulten die impertinentie vandaan haalt. De com missie heeft zich door geene andere overwegingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 327