32
27 Januari 1912.
Men kan alleen het voor en tegen aanvoeren. Anders
is het reactie voeren. Spreker wil intusschen gaarne,
dat de regeering zich over de al of niet-wettigheid
van het besluit uitspreke.
De voorzitter betoogt nader, dat het voorstel
van den heer Bloemarts slechts een advies betreft.
De heer O VERING meent, dat de raad zich op
een heel eigenaardig terrein begeeft. In eene vorige
vergadering is het besluit genomen met eene wettige
meerderheid. Thans is er eene strooming in den raad,
die dat besluit ongedaan wil maken. Spreker be
schouwt de heeren Bloemarts en Reigersman, als
behoorende tot de meest ridderlijke leden van dezen
raad, doch de strijd, dien zij thans voeren en de
wijze, waarop zij het besluit willen trachten onge
daan te maken, noemt spreker onridderlijk en den
raad onwaardig.
De heer BLOEMARTS legt deze krasse beschul
digingen naast zich neer en wil daarop niet ingaan.
Alleen moet spreker doen opmerken, dat men blijk
baar de bedoeling van zijn voorstel niet begrijpt.
Het besluit blijft bestaan, doch de vraag loopt alleen
over het te geven advies. Nu is het best mogelijk,
dat de Minister en de Koningin zich niet aan dat
advies zullen storen, maar de raad behoort toch zijne
meening daarover uit te spreken.
De heer VAN HULTEN vraagt, waarom de heer
Bloemarts zich zoo uitput, om zijn voorstel aan
genomen te krijgen, als hij daarvan geen effect
verwacht.
De heer Fr. SMITS meent, dat het voorstel zoo
danig zou kunnen gewijzigd worden, dat de raad
den post zal terugnemen, als blijkt, dat het besluit