28 September 1912. 331 kennis wordt gesteld met hetgeen hem boven het hoofd hangt. De voorzitter antwoordt hierop ontkennend, doch wijst erop, dat belanghebbenden vooraf eene aanschrijving ontvangen, om de woning te verbeteren en dat zij dus weten kunnen, dat een voorstel tot onbewoonbaarverklaring te wachten is, indien zij aan die aanschrijving geen gevolg geven. In het onderhavige geval had de woning reeds in Juni van dit jaar verbeterd moeten zijn. Met het voorstel tot onbewoonbaarverklaring is zoolang mogelijk gewacht, ten einde belanghebbende de gelegenheid te geven, alsnog de noodige verbeteringen aan te brengen. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. 14. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onbewoonbaarverklaring van de woningen, staande binnen deze gemeente aan de Keizerstraat nos 21, 29, 31 en 33, luidende als volgt: „Krachtens art. 14 der woningwet werd de firma „van den Berg en Co. alhier, eigenares van de „woningen, staande binnen deze gemeente aan de „Keizerstraat nos. 21, 29, 31 en 33, door ons op „13 Juni j.l. aangeschreven tot het aanbrengen van „verschillende noodzakelijk geachte verbeteringen „aan die woningen, onder bepaling, dat die ver beteringen behoorden te worden aangebracht binnen „den tijd van twee maanden na dagteekening van „ons besluit, alzoo uiterlijk op 12 Augustus 1912. „Aangezien de vereischte verbeteringen door be langhebbende binnen den gestelden termijn niet „zijn aangebracht en de woningen, blijkens het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 331