338 28 September 1912. eene vacature is ontstaan in de commissie voor de bad- en zweminrichting. Twee andere commissiën, waarvan de heer Meeuwesen eveneens lid was, zijn zooeven aangevuld. Spreker vraagt, waarom ook niet tevens aanvulling van eerstgenoemde commissie is voorgesteld. De voorzitter meent, dat aanvulling van die commissie niet zoo spoedeischend is. Burgemeester en wethouders zullen daartoe tegelegenertijd een voorstel doen. 21. De heer VAN DEN BRINK wenscht alsnu te worden ingelicht, naar aanleiding van een inge zonden stuk in het Dagblad van Noordbrabant van 12 September j.l., waarbij de inzender, die zich no. 22 noemt, eenige aanmerkingen maakt omtrent het technisch beheer der gemeente. Daarin wordt erop gewezen, dat tegenwoordig zeer streng wordt opgetreden bij verbouwingen, dat bij den aanleg van nieuwe gebouwen steeds geeischt wordt, dat het metselwerk wordt aangelegd op den vasten bodem, terwijl de gemeente dit zelf niet deed bij de onlangs nieuwgebouwde politieposthuizen. Verder wordt in dat stuk geklaagd over de betonbevloering van de verhoogde voetpaden in de Nieuwe Ginneken- straat en de Wilhelminastraat, welke bevloering wordt afgekeurd, en ten slotte is er sprake van het invloeien van water bij de werken aan de nieuwe brug in de Ginnekenstraat, waardoor de oplevering van het werk belangrijke vertraging zou ondervinden. De voorzitter antwoordt hierop, dat burge meester en wethouders met het technisch beheer zeer tevreden zijn en er zich over verheugen, dat een tijdperk is aangebroken, waarin scherp toezicht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 338