340 28 September 1912. ontslag van den heer van Gastel ter tafel kwam. Spreker kan dus de oorzaak niet mededeelen, waarom op den heer van Gastel geen lofrede werd uitge sproken. Het nemen van een abonnement op het weekblad „de Strijd" zou overtollig zijn en eene noodelooze uitgaaf voor de gemeente, omdat burge meester en wethouders toch geregeld van den inhoud van dat blad kennis nemen. De heer VAN DEN BRINK zou wenschen, dat het op de leeskamer ter inzage voor de raadsleden werd gelegd. De voorzitter zegt, dat hij dit verzoek bij burgemeester en wethouders zal ter sprake brengen. 23. De heer VAN DEN BRINK wenscht ten slotte nog te worden ingelicht, naar aanleiding van het nader adres, door den heer Smulders te Teteringen aan de Tweede Kamer gericht, in zake de bekende slootkwestie en welk adres in zijn geheel is opge nomen in het Dagblad van Noordbrabant van 21 September j.l. In dat adres wordt betoogd, dat de vroegere eigenaar zijner woning, de heer Voogt, in het bezit is eener vergunning tot het dempen van de sloot, welke vergunning onder zekere voorwaarden is verleend, doch waarin van eene wederopzegging geen sprake is. Verder worden in dat adres ver schillende mededeelingen van burgemeester en wet houders onwaar genoemd en beklaagt adressant er zich over, dat te zijnen opzichte eene soort van revolverpolitiek wordt gevoerd. De voorzitter antwoordt hierop, dat aan Voogt indertijd eene vergunning is verleend tot het dempen van de sloot over eene lengte van 100 M. De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 340