%A-
372 16 November 1912.
Iedereen voelt wel, dat de heer van Veen zich
gegriefd acht door de critiek, die op zijn beleid
wordt uitgeoefend. Maar het gaat daarom nog niet
aan, om hem hier de gelegenheid te geven, zich
persoonlijk te komen verdedigen. Men zou dan ge
noodzaakt zijn voortaan ook den minst ondergeschikte
in de vergadering toe te laten. Spreker vindt dit
een gevaarlijk beginsel en kan zich daarom wel
vereenigen met het prae-advies van burgemeester
en wethouders.
De heer A. F. SMITS zegt, dat er blijkbaar eene
wond geslagen is en nu zou spreker die wond geheeld
willen zien. De Bredasche critiek kan soms wel wat
vinnig zijn. We staan hier tegenover een hoog ge
plaatst ambtenaar. Om nu alle critiek te doen op
houden, zou spreker den heer van Veen de gelegenheid
willen geven, de noodige inlichtingen te verstrekken.
De heer Fr. SMITS beschouwt de opmerking,
dat een paar ambtenaren zouden gezegd hebben, dat
de directeui;/m~ oon onkol goval wel wat te streng
optreedt, niet zoozeer als eene ondermijning van het
gezag. Dit kan eerder als eene persoonlijke opinie
worden opgevat en hangt ook veel af van de om
standigheden, waaronder het gezegd is.
Spreker wenscht niet, dat de heer van Veen hier
het woord zal komen voeren, om zich te verdedigen,
maar alleen om inlichtingen te geven op vragen,
die hem zullen gesteld worden. Nu kan het mogelijk
zijn, dat de heer Lijdsman, van zijn standpunt be
schouwd, gelijk heeft, doch de raad zal daarover
eerst kunnen oordeelen, als hij ook de persoonlijke
opvatting van den directeur kent.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN kan