376
16 November 1912.
niets heeft tegen het beleid van den directeur. Alleen
heeft spreker in de vorige vergadering gevraagd, om
de voorschriften van de bouwverordening in sommige
gevallen, waar dit minder noodig is, niet zoo streng
toe te passen.
Ook gaat het niet tegen het prestige van den
directeur.
Dat de ambtenaren de Wolf en Mol zich in een
speciaal geval hebben uitgelaten in den geest, zooals
door spreker is gezegd, is vrijwel natuurlijk, maar
zij hebben zich over den directeur volstrekt niet in
afkeurenden zin uitgelaten, veel minder hem be-
critiseerd.
De heer VAN HULTEN wijst er op, dat er twee
kwesties op den voorgrond treden en wel op de
eerste plaats de grieven van den directeur en op de
tweede plaats de bevoegdheid van burgemeester en
wethouders.
Uit het adres blijkt niet, dat de directeur zich
gegriefd acht door de ingezonden stukken in dag
bladen. Alleen vraagt hij, om, naar aanleiding van
de notulen van 28 September j.l., in de gelegenheid
te worden gesteld, om de gestelde vragen mondeling
te mogen toelichten. Wie weet echter, hoeveel ge
vallen er nog meer zijn, waaromtrent de raad wenscht
te worden ingelicht. Spreker wenscht daarom in be
sloten vergadering van den directeur de noodige in
lichtingen te ontvangen.
Wat het tweede punt betreft, beweren burge
meester en wethouders, dat zij hebben uit te maken,
op welke wijze de door den raad verlangde inlich
tingen zullen worden verstrekt.
Spreker is het daarmede niet eens. De raad heeft
toch de controle en kan den directeur uitnoodigen