400 29 November 1912. Spreker hoopt, dat zoodanige regelingen, die wel als voorbeeld mogen dienen, ook hier spoedig zullen worden ingevoerd. De heer VAN HULTEN zegt, dat het hem is opgevallen, dat de heer van den Brink, die den raad vergast heeft met de voorlezing van een belang rijk artikel uit „de Strijd," in gebreke is gebleven ook voorlezing te doen, van hetgeen in dat blad over de salarisverhooging van den burgemeester en den secretaris wordt gezegd. De heer VAN DEN BRINK antwoordt hierop, dat hij daartegen geen bezwaar heeft, wanneer hij den heer van Hulten daarmede een pleizier kan doen. Spreker heeft indertijd gezegd, dat hij voor die ver hooging zou zijn, als er een dwingende rechtsgrond voor bestond. De heer VAN HULTEN zegt, dat het geenszins zijne bedoeling is, om indiscreet te zijn, maar alleen om aan te toonen, op welke wijze dat arbeidersblad tegen die verhooging van leer trekt. De voorzitter zegt, dat hij met de voorlezing van dat courantenartikel geen nieuws gehoord heeft. Reeds eerder heeft spreker daarvan kennis geno men en het heeft hem een aangenamen morgen bezorgd. Wel verwondert het spreker, dat de heer van den Brink, door de voorlezing er van, den inhoud van het artikel voor zijne eigen rekening durft nemen. Uit de artikelen blijkt, dat de schrijver niet het minste inzicht heeft in de gemeente-financiën. Er wordt gezegd, dat de gemeente zwemt in het geld. Toch komt er op de begrooting nog eene leening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 400