406 29 November 1912. In den Bosch is de verhooging der wedde van de wethouders ook ter sprake gekomen, doch dan zouden de wethouders ook enkele uren per dag ten stadhuize moeten doorbrengen. Daar dankte men voor. Spreker wil niets afdingen op de werkzaamheden der wethouders, van wie hij een grooten steun geniet. In het college heerscht een alleraangenaamste geest, doch dit neemt niet weg, dat spreker tegen de verhooging moet adviseeren, omdat de beide andere wethouders die niet wenschen en ook de heer Rom- bouts, die jarenlang wethouder is, heeft verklaard, dat de werkzaamheden niet in die mate zijn toege nomen, dat verhooging noodzakelijk is te achten. De heer ROMBOUTS zegt, dat het zijne innige overtuiging is, dat de wethouders niet worden ge salarieerd, maar dat het geld, hetwelk zij ontvangen, eene renumeratie is voor de meerdere moeite en het meerdere werk, dat zij als raadslid verrichten. Spreker wil niet ontkennen, dat de werkzaamheden niet zijn toegenomen, maar niet in die mate. dat eene verhooging der bezoldiging noodzakelijk is te achten. Als gedeputeerde staten de jaarwedden zouden herzien en eene algemeene verhooging zouden voor stellen, waarbij Breda alleen werd uitgezonderd, dan zou spreker dit onbillijk vinden. Eene partieele her ziening voor Breda acht hij echter niet noodig. De heer VAN HULTEN meent, dat men bij eene verhooging der jaarwedden van de wethouders den Bosch en Tilburg niet met Breda mag vergelijken. Dat is ook niet geschied bij de jaarwedde-regeling van den burgemeester en den secretaris. Nu doet zich hier het verschijnsel voor, dat twee der wethouders geene andere zaken aan de hand hebben en voldoende middelen hebben, om te kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 406