29 November 1912. 407 bestaan. Maar het kan ook anders worden. Het geval kan zich echter voordoen, dat iemand tot wethouder wordt benoemd, die daardoor veel uit zijne zaak wordt getrokken en dientengevolge nadeel ondervindt. Met het oog op de toekomst, acht spreker salarisver- hooging dus wel gewenscht. De heer VAN DEN BRINK moet opkomen tegen de uitdrukking van den heer Rombouts, dat de functie van wethouder niet als eene betrekking is te beschouwen, waaraan een behoorlijk salaris moet worden verbonden. Als de wethouder zich geeft aan de taak, die hem is opgelegd, dan is dat wel degelijk eene betrekking.4 Nu mogen de tegenwoordige wet houders menschen zijn, die bovendien een eigen vermogen of inkomen hebben, maar de mogelijkheid zou zich ook kunnen voordoen, dat iemand tot wet houder wordt benoemd, die van het salaris moet leven. De voorzitter meent, dat er een verkeerd be grip bestaat omtrent den aard der werkzaamheden. Er is eene enorme hoop zaken, dat gewoon secre- tariewerk is. De heer VAN HULTEN trekt alsnu zijn voorstel in. Waarna de betrokken post wordt goed gekeurd. Antwoord:' Het tegenwoordig presentiegeld van f 3,per lid en per vergadering komt ons nog altijd voldoende %4L Vulgn. 6. In eene afdeeling stelt een lid voor, Gedeputeerde Staten te verzoeken het presentiegeld der leden van den raad te verhoogen tot f 5,— per zitting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 407