414 29 November 1912.
Antwoord:
De klacht over de weinige medewerking van het
publiek met betrekking tot het reinhouden der straten
kunnen wij niet alleen onderschrijven, maar moeten
die zelfs onderstrepen. Wanneer daarin niet spoedig
eene zeer gunstige verandering komt, zullen wij ons
genoodzaakt zien om te komen met voorstellen om
nieuwe maatregelen daartegen te nemen. Wanneer
die maatregelen dan minder vallen in den smaak
van het publiek, rekenen wij niettemin op de mede
werking van den raad om die tot stand te brengen
en te handhaven.
Wij zeggen dit10 omdat de min gunstige toe
stand in dit opzicht een gevolg is van verschillende
verkeerde gewoonten van het publiek2°. omdat in
het belang van den goeden naam onzer stad die
klacht dient te verdwijnen en 3°. omdat de politie
met de tegenwoordige bepalingen vrijwel machteloos
tegenover het euvel staat.
Zonder bedenking wordt de post goed
gekeurd.
In eene andere afdeeling wordt door een lid voor
gesteld, 12 tweejaarlijksche verhoogingen ad f 50,
in te voeren.
Nog in eene andere afdeeling vindt zulk voorstel
algemeen steun, waarbij sprake is, dat na een dienst
tijd van 24 jaren het maximum van f 1500,kan
worden bereikt.
iït
Volgn. 88. Eenige leden eener afdeeling stellen
voor de jaarwedden van de onderwijzers bij het open
baar lager onderwijs te herzien in dier voege, dat
de periodieke verhoogingen „zeven van 2 jaar en
een van 6 jaar" gewijzigd worden en 10 verhoogin
gen, telkens om de 2 jaar.