Vu 29 November 1912. 415 Antwoord: Hier moeten wij er de aandacht op vestigen, dat dezer dagen in de bladen het bericht rond gaat, dat een wetsontwerp, beoogende verbetering te brengen in de salariëering der onderwijzers het departement van binnenlandsche zaken heeft verlaten, zoodat zijne indiening binnen betrekkelijk korten tijd kan worden verwacht. In verband met hetgeen over die salariëering bij de behandeling van de staatsbegrooting voor 1912 is gebleken, is de veronderstelling niet gewaagd, dat zal worden getracht dat wetsontwerp nog in de tegen woordige wetgevende periode af te doen. Intusschen bestaan omtrent de wijze, waarop zal worden getracht verbetering aan te brengen, nog slechts gissingen, zoodat, indien op dit oogenblik wijziging wordt aan gebracht in de bestaande salarisregeling, de te ver wachten wetswijziging, indien zij tot stand komt, onaangename verrassingen voor de gemeente-financiën kan meebrengen. Indien wijziging van de bestaande regeling noodzakelijk wordt geacht, moeten wij toch ontraden reeds thans daartoe over te gaan. De heer TEYCHINÉ is van oordeel, dat, als de onderwijzers moeten wachten, totdat de salarisregeling van het departement van Binnenlandsche Zaken komt, zij dan nog wel jaren zullen moeten wachten. Volgens de tegenwoordige regeling genieten de onderwijzers eene aanvangsjaarwedde van f 600, met 7 tweejaarlijksche verhoogingen van f 50, De daaropvolgende verhooging komt eerst na 6 dienst jaren. De onderwijzers, in het bezit der hoofdakte kunnen tot f 1300,— klimmen. Spreker vindt dit eene geringe bezoldiging, in aan merking nemende de studie, die gevorderd wordt en het opofferend leven, dat de onderwijzers hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 415