418 29 November 1912.
De heer ROMBOUTS wijst er met een enkel
woord op, hoe men in 1908, bij de herziening der
verordening, stuitte op de wet. Daar is de climax
genomen telkens na een diensttijd van 5 jaar. De
gemeente heeft ook dan eerst aanspraak op de ver
hoogde rijkssubsidie. Hier verkeeren de onderwijzers
echter in een bijzonder gunstigen toestand, want de
periodieke verhooging om de twee jaar, welke toen
reeds bestond, is behouden gebleven. Hieraan is het
ook toe te schrijven, dat de raad er toe gekomen
is de laatste verhooging eerst te doen ingaan na
een diensttijd van 6 jaar.
Dat er onaangename verrassingen kunnen komen,
daarop hebben burgemeester en wethouders terecht
gewezen. In dit opzicht herinnert spreker slechts
aan het gebeurde in 1905. Toen is de rijksbijdrage
voor de onderwijzers aanmerkelijk verhoogd, maar die
verhooging werd weer afgetrokken van de rijksuit-
keering per inwoner. En die aftrek bedraagt jaarlijks
f 18320,Wat men dus met de eene hand toestak,
werd weer met de andere hand weggenomen.
Er zijn te Breda 55 klasse-onderwijzers, waarvan
er 14 een salaris genieten van f 1500,-tot f 1700,
Dit noemt spreker nog zoo slecht niet. Volgens de
wet moet de verordening om de 10 jaar worden
herzien, maar de verordening is pas 4 jaar oud.
Waar moet het heen, als de salarissen van alle
ambtenaren om de 4 jaar moesten gewijzigd worden.
Men moet ook op de belastingbetalers rekenen.
Spreker vindt het wel mooi, als men het den
ambtenaren aangenaam kan maken door hunne
salarissen te verhoogen, maar men moet ook reke
ning houden met de gemeentefinanciën. Als men
maar steeds gaat verhoogen, wordt de belastingdruk