17 Februari 1912.
I Tegenwoordig de heeren J. LIJDSMAN, J. M.
INGENHOUSZ, J. G. OVERING, jhr. mr. A. REI
GERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, J. C. J. VAN GASTEL,
F. C. J. VAN HULTEN, F. A. M. J. SMITS, mr.
W. INGENHOUSZ, A. P. SCHELTUS, W. G. H. ROM-
BOUTS, P. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS, A. C.
BOM, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, J. B. M. MERKEL-
BACH VAN ENKHUIZEN, J. A. H. VAN DEN
BRINK, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL en J. R.
baron VAN KEPPEL.
Afwezig de heer A. A. A. MEEUWESEN.
Voorzitter de heer mr. E. P. VAN LANSCHOT,
burgemeester.
Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW.
De voorzitter opent de vergadering en stelt
voor, de vaststelling der notulen van het verhandelde
in de vergadering van 27 Januari jl., welke eerst
hedenmorgen in druk aan de raadsleden zijn toe
gezonden, tot eene volgende vergadering aan te
houden.
Waartoe besloten wordt.
De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen
een schrijven van den heer Meeuwesen, berichtende,
dat hij verhinderd is, deze vergadering bij te wonen.
Alsnu stelt de voorzitter aan de orde.
t