422 29 November 1912. Bij spreker bestaan echter bezwaren tegen het onderwijs zelf De voorzitter meent, dat de heer van den Brink buiten de orde gaat. De heer VAN DEN BRINK ontkent dit. Spreker noemt het een zwak argument van burgemeester en wethouders, dat zij den post wenschen te handhaven met het oog op de continuïteit in bestuurszaken. Ook al zou van hoogerhand uitgemaakt zijn, dat het besluit wettig is, dan nog zou spreker niet tot handhaving van dezen post kunnen medewerken, omdat hij slechts leidt tot versterking van de kerke lijke organisatie. De voorzitter, onderbrekende, zegt dat de zaak, waarover het hier gaat, door den minister is uitgemaakt. Er is eene verordening vastgesteld, waarop door spreker art. 70 der gemeentewet is toegepast, doch de minister heeft verklaard, dat hij geen termen voor vernietiging aanwezig achtte. Spreker meent, dat eene bespreking van het bijzonder onderwijs hier niet te pas komt en moet bezwaar maken, dat de heer van den Brink daarover gaat uitweiden. De heer VAN DEN BRINK zegt, dat hij die bijzondere scholen in 't geheel niet bezocht zou willen zien. De raad kan alleen door eene daad van geweld hem het woord ontnemen. Het gaat hier over den aard van het onderwijs. Spreker is dus geenszins buiten de orde, wanneer hij dat onderwijs bij dezen post ter sprake brengt. Zijne rede vervolgende, wijst spreker erop, dat men hier te doen heeft met menschen, die vrij eenzijdig ontwikkeld zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 422