29 November 1912. 423
Ten bewijze dat het bijzonder en speciaal het
katholiek onderwijs slecht is, citeert spreker uit een
roman, uitgegeven door van der Pol, ex-broeder
van de fraterschool te Tilburg. Ook te Breda is
dat onderwijs minderwaardig, hetgeen aan spreker
is verklaard door de onderwijzers van den Broek
en van Bedaf, thans naar elders vertrokken, en
die ook vroeger te Breda bij het bijzonder onderwijs
zijn werkzaam geweest.
Evenzoo is het gesteld met het seminarie-onder
wijs, waar de Nederlandsche letterkunde in hoofdzaak
een gesloten boek blijft. Hetzelfde geldt voor Fransch
en Engelsch.
Spreker herinnert er verder aan, hoe in 1857 bij
de totstandkoming der wet op het lager onderwijs
alle katholieken zich met het openbaar onderwijs
konden vereenigen, totdat in 1864 van over de
bergen het wachtwoord kwam, om te ijveren voor
het bijzonder onderwijs. Dit heeft tengevolge gehad
de uitvaardiging van het bekende mandement der
Bisschoppen van Nederland in 1868.
In 1878, toen de herziening van de wet op het
lager onderwijs tot stand kwam, waren dan ook alle
katholieken tegen die wet. Het woord van één
buitenstaander was genoeg.
Vervolgens wijst spreker op de wetswijziging in
1889, toen de subsidieering van het bijzonder onder
wijs in de schoolwet werd opgenomen, ondanks de
daartegen van liberale zijde geopperde bedenkingen,
dat er uit zou voortvloeien eene bevoorrechting van
het bijzonder onderwijs.
Spreker bestrijdt de confessioneele school en leest
hierbij gedeelten voor van een artikel door hem
geschreven in het vrijdenkersblad „de Dageraad,"
waarin onder aanhaling van pauselijke decreten erop
ft/L