428 29 November 1912. zou worden opgeheven, dan hebben verschillende menschen na 1 Januari geen tractement meer en wordt hun plotseling een deel van hun inkomen ontnomen. De voorzitter meent ook, dat het niet aan gaat, om thans eene principieele beslissing te nemen. Men kan toch die menschen maar niet op eens aan den dijk zetten. Als het adres van de muziekver- eenigingen komt, kan de zaak overwogen worden. De heer BLOEMARTS wijst erop, dat indertijd bij de opheffing der schutterijen na nauwgezette overweging is besloten om het muziekkorps in stand te houden. Van gemeentewege is eene subsidie aan het korps toegekend, er is eene commissie benoemd en een reglement vastgesteld, zoodat het geheel op goede grondslagen berust. Wil men daarin verandering brengen, dan zal men in den loop van het jaar moeten komen met een voorstel. Maar dan moet vooral niet uit het oog verloren worden, dat men die menschen op de eene of andere wijze moet schadeloos stellen. Het zou toch niet aangaan, om iemand als de directeur, die 25 a 30 dienstjaren heeft, zonder iets aan den dijk te zetten. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten den onderwerpelijken post te handhaven. Volgn. 139. Ofschoon de eerste poging tot ver krijging van eene veemarkt in deze gemeente mis lukt is, wenscht een lid eener afdeeling de vraag te stellen, of niet nog eens eene poging daartoe behoort te worden gedaan. Aanbevolen wordt daarbij het denkbeeld van premieverleening.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 428