29 November 1912.
429
Ant woord
Wij zijn van oordeel, dat het nuttig en noodig is,
de aandacht op dit punt gevestigd te houden. Om
de poging te doen slagen, kan misschien het toe
kennen van premiën wellicht iets bijdragen. Echter
bedenke men, dat voor het vestigen eener markt
veel meer noodig is dan alleen het premiestelsel.
Wij zullen overwegen, of het aanbeveling verdient
dit punt ter bestudeering voor te leggen aan eene
speciaal daarvoor in te stellen commissie.
De heer VAN HULTEN zegt, dat dit punt door
hem in de afdeelingen is ter sprake gebracht. Spreker
leest in het verslag van de Kamer van koophandel,
dat in 1910 door de Zuid-Nederlandsche stoomtram
wegmaatschappij zijn vervoerd 3344 stuks groot vee
en 4978 stuks klein vee. Nu zal al dit vee wel
niet voor Breda bestemd geweest zijn, maar dan
is het toch in het transitoverkeer opgenomen. Als
we hier eene veemarkt kregen, zou dit wellicht
anders worden. Intusschen doet het spreker ge
noegen, dat burgemeester en wethouders de zaak
zullen overwegen en beveelt hij de instelling eener
speciale commissie daarvoor ten zeerste aan.
De voorzitter antwoordt hierop, dat in het
dagelijksch bestuur de opinie omtrent de al- of niet-
levensvatbaarheid eener veemarkt verdeeld is. Spreker
ziet er wel toekomst in en 't is voor hem altijd een
raadsel gebleven, waarom een veemarkt hier geen
kans van slagen zou hebben. Dat de eerste pogingen
indertijd zijn mislukt, kan wellicht eene andere oor
zaak hebben. Door den heer Van Hulten zijn wel
cijfers aangehaald omtrent het vervoer van vee door
de Zuid-Nederlandsche stoomtramwegmaatschappij,