u 434 29 November 1912. laat de hand aan deze beschoeiing zal moeten worden geslagen, doch hij acht het niet economisch en niet verstandig, om thans dit groote werk te ondernemen, al zijn de financiën daarvoor voorhanden. Men zou dit geld beter voor andere doeleinden kunnen reser veeren. Spreker zag dezen post dan ook liever uit gesteld tot een volgend jaar. Er zijn ook nog andere systemen voor beschoeiingen en dan kon meteen over wogen worden, of deze niet doelmatiger en meer voordeelig waren. De voorzitter wil hier niets aan toevoegen, dan hetgeen de directeur van de beschoeiing heeft gezegd. Deze verklaart in zijn rapport, dat de toestand alleen goed is te zien, als men de beschoeiing per vaartuig opneemt. In uitstel ziet spreker ook geen voordeel. De heer ROMBOUTS zegt, dat de raad, na de verklaring van een deskundige te hebben gehoord, niet meer verantwoord zou zijn, als hij het werk onuitgevoerd liet. Men kan niet wachten, totdat er een ongeluk gebeurd is. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten den betrokken post te handhaven. De heer VAN KEPPEL verzoekt aanteekening in de notulen, dat hij tegen dezen post is. In nog eene andere afdeeling geeft een lid de voorkeur, niettegenstaande de hoogere uitgaaf, aan quenastkeien boven klinkers, met het oog op de Volgn. 193c. In eene afdeeling betoogt een lid, in eene andere afdeeling betoogen eenige leden de wenschelijkheid, om de Groote Markt met vlakke quenastkeien te bestraten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1912 | | pagina 434